Steeds meer Vlaamse steden schieten wakker om hun grondgebied ‘slim’ te maken. Door de data van sensoren in de hele stad aan te bieden, kunnen bedrijven apps ontwikkelen die het stadsleven kunnen verbeteren.
De Brusselse vervoersmaatschappij MIVB organiseert een hackathon, waar ze teams uitdaagt om het Brusselse openbaar vervoer te verbeteren. Antwerpen zoekt samen met Kopenhagen en Helsinki naar een bedrijf dat voor hen een grootschalig ‘internet-der-dingenplatform’ kan bouwen. Brussel test een fietsapp uit, die gevaarlijke verkeersplekken meldt tijdens het fietsen.
Na lang stil te liggen schieten projecten om steden slimmer te maken als paddenstoelen uit de grond. Het zijn echter nog niet de futuristische zelfdenkende computers met magnetisch zwevende trams. Waar de Vlaamse steden naar streven is een slimme stad die functioneert als een geoliede machine waarbij de infrastructuur informatie meedeelt. Op basis daarvan neemt de stad als ‘digitaal denkend organisme’ beslissingen. De steden nemen nu nog maar de eerste stappen door data open te stellen en sensoren in de stad te plaatsen. Zo bereiden ze de infrastructuur voor op zelfrijdende wagens en vliegende taxi’s.
Smart Flanders
Een sleutelfiguur daarbij is Nils Walravens van het Leuvense onderzoekscentrum Imec. Hij deed onderzoek naar businessmodellen voor stadsapps en coördineert het Smart Flanders-project, dat in januari gelanceerd werd. Het project loopt drie jaar en helpt de 13 Vlaamse centrumsteden en de Vlaamse Gemeenschapscommissie in Brussel om hun data open te stellen.
‘Bedrijven zetten vooral in op projecten waar op korte termijn winst uit gehaald kan worden zoals nieuwsapps, die openingsuren meegeven of interessante plekken aanduiden’, zegt Walravens. ‘Projecten zoals het oplossen van files of het verminderen van zwerfvuil zijn er veel minder, omdat ze wel waardevol zijn op lange termijn maar weinig winst opbrengen. Daarom moeten daar de steden op inzetten. Door de data van de stadsinfrastructuur vrij te geven kunnen ontwikkelaars toepassingen bouwen die geen directe winst geven, maar wel veel bijdragen aan de stad.’
Om een stad slimmer te maken is het belangrijk de burgers niet te vergeten. ‘Zij moeten de app gebruiken. Hun problemen en vragen, dat is het vertrekpunt’, aldus Walravens. Door naar hen te luisteren kunnen steden vertrekken vanuit een uitdaging, die opgelost moet worden. Er zijn volgens Walravens meer dan genoeg bedrijven die staan te springen om steden te helpen in hun zoektocht. ‘Steden worden platgelopen door bedrijven die dé smartcity-oplossingen menen te hebben.’ Het is een markt met veel groeipotentieel. Zowel kleppers als IBM, Cisco en Orange, als kleinere bedrijven en start-ups hopen er een graantje van mee te kunnen pikken.
Open data
Volgens Walravens staan steden ervoor open om hun data beschikbaar te stellen, maar enkele jaren geleden vereiste dat wel wat overredingskracht. ‘Sommige overheden en overheidsbedrijven hielden vast aan het idee dat die data van hen waren en niet gedeeld moesten worden, ook al wordt de infrastructuur met belastinggeld betaald’, zegt Walravens. ‘Vandaag is die situatie helemaal anders en is de vraag eerder hoe er op een kostenefficiënte manier aan te beginnen.’
In Vlaanderen is Gent de voortrekker. Al bijna tien jaar werkt de stad aan haar data. Antwerpen maakt een sterke inhaalbeweging. De voorsprong van beide grootsteden kan helpen om de kleinere steden mee op de kar te trekken. ‘We willen tegen het einde van het project toch zien dat alle steden op een gelijk niveau staan qua databeleid. Het is belangrijk dat we er geen wedstrijd van maken, maar zoveel mogelijk leren uit de ervaring van de steden, om samen vooruit te gaan.’
‘Het is niet de bedoeling dat elke stad telkens opnieuw het warm water uitvindt’, aldus Walravens. Daarom is samenwerking cruciaal. ‘Uiteraard mag een gezonde interstedelijke competitie blijven bestaan. De steden zien ook wel dat iedereen baat heeft bij een samenwerking.’
Beveiliging eerst
Om als stad slimmer te worden, moet ze veel data hebben. Die haalt ze binnen via sensoren op haar grondgebied. Die sensoren zijn verbonden met het internet, waarlangs ze data sturen naar de stadsservers of de cloud. Op basis van die data neemt het computersysteem beslissingen. Zijn de sensoren niet goed beveiligd of is het netwerk gemakkelijk te openen, dan krijgen hackers vrij spel om verkeerslichten te manipuleren of om zelfrijdende bussen bruusk te doen remmen op een druk kruispunt.
De stad moet dus allereerst voor een sterke beveiliging instaan om zulke situaties te voorkomen, voor ze van enige intelligentie kan dromen. Het is ook van belang de burger inspraak te geven in welke gegevens precies bewaard worden. De stad hoort daarover open te communiceren en de privacy van haar burgers te waarborgen. Alleen zo kan men vermijden dat de slimme stad transformeert in een ‘Big Brother’-nachtmerrie.
Hoe scoren de Vlaamse steden?
Van de grotere Vlaamse steden is Gent de voorloper als het op slimme toepassingen aankomt. In 2010 experimenteerde de Oost-Vlaamse hoofdstad al met slimme vuilnisbakken. De stad organiseert ook de hackathon ‘Apps voor Gent’. Heel wat van haar data is al vrij beschikbaar en ze werkt aan de parking van de toekomst. Antwerpen hoopt de ideale partner te vinden om een ‘internet-der-dingenplatform’ te bouwen. Het heeft ook een Smart City Living Lab, om te experimenteren met dat internet der dingen. Leuven focust op vijf domeinen, met extra aandacht voor mobiliteit, energie en gezondheidszorg. De stad heeft sensoren in verlichtingspalen steken om vrije parkeerplaatsen op te sporen. Die data zijn toegankelijk. In Brussel begint de MIVB-hackathon. Met de app Fix my Street kunnen inwoners aangeven waar de wegen er slecht bij liggen. De stad experimenteert ook met een fietsapp, die gevaarlijke fietsplekken meldt.
Bron: http://www.tijd.be