De transitie naar de BGT is nog in volle gang, en houdt niet op bij het aanbieden van de BGT-objecten aan de Landelijke Voorziening. De transitie van de BGT begint dan juist! Er staat immers vaak nog een flinke data-klus te wachten voor wie geïntegreerd met de BOR en BGT wil gaan werken. Een geografische analyse kan daarbij veel tijd en geld besparen.
Door Robert de Greef
Geografische analyse bespaart tijd
Na het aanleveren van de data aan de Landelijke Voorziening, begint pas de echte transitie naar de BGT. In 2020 moeten alle data voldoen aan de opgestelde BGT-specificaties.
Dat betekent dat in de tussentijd de BGT verder op orde gebracht moet worden. Ontbrekende objecten en attributen moeten worden toegevoegd en de nauwkeurigheid van de data moet worden verbeterd. Maar ook het bijhouden en het verplicht gebruiken van de BGT wordt met ingang van 2016 in gang gezet.
Gewenst gebruik
Naast het ‘verplicht gebruik’ van de BGT is er ook een ‘gewenst gebruik’. In een maatschappelijke kosten- en batenanalyse van het economisch adviesbureau LPBL over de BGT werd geconcludeerd dat een snelle overgang naar integrale beheerkaarten een voorwaarde is voor een positief gebruik van de BGT. Bronhouders hebben op hoofdlijnen twee mogelijkheden om met de BGT om te gaan; de beheerobjecten (BOR-objecten) en
BGT-objecten apart beheren of de BOR en BGT geïntegreerd beheren. Bij het apart beheren van de BOR en de BGT wordt de BGT als referentiekaart onder de BOR-objecten gelegd. De organisatie moet dan zelf de geometrie van de BOR-objecten aanpassen aan de BGT. Er is geen directe koppeling tussen beide databases, waardoor er dubbel werk wordt uitgevoerd.
Geïntegreerd beheer
Wie kiest voor geïntegreerd beheer, wat al vele gemeenten doen, en wat aansluit bij het advies van het LPBL-onderzoek, heeft meer profijt van de BGT doordat werkprocessen eenvoudiger zijn. Bij geïntegreerd beheer zijn de BGT-objecten tevens beheerobjecten.
Een mutatie aan de BGT betekent automatisch een wijziging aan het beheerobject. Een
belangrijk proces dat hiermee ondersteund wordt, is de gestandaardiseerde uitwisseling tussen de BOR-applicatie en de BGT-applicatie middels het horizontaal berichtenverkeer StUF-Geo IMGeo. Een voorwaarde voor geïntegreerd beheer is dat de BGT-objecten en de BORobjecten op elkaar afgestemd moeten worden. Dat betekent dat veel bronhouders nog een flinke data-klus moeten klaren, zeker voor de bronhouders die de BOR-data niet als uitgangspunt hebben genomen voor de opbouw van de BGT. Een geografische analyse kan dan veel tijd en geld besparen.
Geografische analyse
Om geïntegreerd beheer tussen de BOR en BGT mogelijk te maken, dienen de geometrieën van de BOR- en BGT-objecten overeenkomstig te zijn. Het handmatig langslopen van alle objecten is een tijdrovende klus, zeker gezien het feit dat bij sommige bronhouders dertig tot vijftig procent van de BOR- en BGT-objecten niet met elkaar overeen komen. Met een geografische analyse wordt gekeken welke BOR- en BGT-objecten automatisch kunnen worden gematcht. Een match betekent dat we met enige zekerheid kunnen zeggen dat twee objecten hetzelfde zijn. Dit wordt gedaan door verschillende ruimtelijke bevragingen te doen op de data. Praktijkvoorbeelden laten zien dat het percentage uitval hiermee wordt teruggedrongen tot een acceptabel niveau (minder dan twee procent). Indien wenselijk kan het percentage uitval verder teruggebracht worden door de resterende objecten handmatig langs te lopen en functioneel met elkaar te vergelijken. Dit laatste is een kosten-batenanalyse die door de beheerorganisatie gemaakt moet worden.
Werken met scenario’s
Het doel van de analyse is om middels geografische bevragingen het percentage uitval te verkleinen. Daarbij werken we met marges. Dat betekent dat we bepaalde afwijkingen tussen twee geometrische objecten accepteren en de twee objecten dus hetzelfde zijn. Idealiter wordt dit gedaan middels scenario’s, waarbij in elk scenario de marge wordt
aangescherpt. Uit een steekproef moet blijken of de automatische match inderdaad terecht is gemaakt. Scenario’s kunnen ook inhoudelijk van elkaar verschillen. Er kan bijvoorbeeld gekeken worden naar gelijkheid in oppervlakte, zwaartepunt, afstand of vorm van objecten. Stapsgewijs wordt gewerkt naar een volledig analysemodel waarbij met minimale inspanning, maximaal resultaat wordt behaald.
Conclusie
De BGT is in het leven geroepen om data op een uniforme wijze vast te leggen en uit te wisselen, zodat beheer- en werkprocessen efficiënter ingericht kunnen worden. Om maximaal te profiteren van de voordelen van de BGT moeten de beheerdata aansluiten bij de BGT-data. Voor veel beheerorganisaties is dat een onverwachte en grote klus. Geografische analyses waarin objecten automatisch gematcht worden, kunnen echter helpen om de hoeveelheid werk terug te dringen tot een acceptabel niveau. KOAC-NPC heeft hier recent praktijkervaring mee opgedaan en beheerorganisaties geholpen om deze laatste grote stap in het BGT-proces uit te voeren.
Robert de Greef degreef@koac-npc.com is adviseur Beheer Openbare Ruimte bij KOAC-NPC.