Signalenrapport PBL ‘Mobiliteit en elektriciteit in digitaal tijdperk’

Signalenrapport PBL ‘Mobiliteit en elektriciteit in digitaal tijdperk’

Een van de domeinen waar digitalisering zich onmiskenbaar doet gelden is de infrastructuur. In een signalenrapport verkent het Planbureau voor de Leefomgeving de gevolgen. Aan het eind biedt het PBL zeven handvatten waarmee overheid, politiek, maatschappelijke organisaties en samenleving de belangrijkste kwesties en dilemma’s kunnen benaderen om zo een begin te maken met de verkenning van nieuwe spelregels.

Zowel dienstverlening voor mobiliteit en elektriciteit als de infrastructuur zelf maken steeds meer gebruik van slimme toepassingen. Wat zijn daarvan de gevolgen? Heeft iedereen straks nog toegang tot het wegennet? Hoe groot is de betrouwbaarheid van de Nederlandse elektriciteitsvoorziening wanneer die steeds meer afhankelijk wordt van ICT? Het signalenrapport maakt inzichtelijk dat als we digitalisering in het domein van de infrastructuur over ons heen laten komen, publieke waarden als toegankelijkheid, transparantie en voorzieningszekerheid in de knel komen. Denk daarbij aan gelijke toegang tot het openbaar vervoer of vitale voorzieningen zoals elektriciteit.

Slimmer
De Nederlandse infrastructuur en de daaraan verbonden dienstverlening worden dankzij ICT-toepassingen in hoog tempo ‘slimmer’. Dat vergemakkelijkt ons leven, vergroot onze keuzevrijheid en maakt onze leefomgeving veiliger en duurzamer. Maar er is ook een keerzijde. Zo kunnen smart mobility en smart grids ertoe leiden dat groepen zoals laag opgeleiden en ouderen worden uitgesloten van dienstverlening als het hen ontbreekt aan de noodzakelijke vaardigheden of draagkracht om nieuwe infrastructuurdiensten te benutten. Ook het uitsluiten van bepaalde buurten of groepen van dienstverlening ligt op de loer, iets wat nu al voorkomt bij bijvoorbeeld verzekeringen. Naast toegankelijkheid, kunnen publieke waarden zoals de voorzieningszekerheid van vitale (energie)voorzieningen en het recht op privacy en zelfbeschikking ook op de tocht komen te staan.

Invoering robotauto gaat niet vanzelf goed
Auto’s nemen steeds meer taken van de bestuurder over en rijden op termijn misschien wel volledig zelfstandig. Dit is naar verwachting veiliger en prettiger voor de chauffeur, die zijn of haar tijd ook anders kan besteden. Parkeren hoeft niet meer in drukke binnensteden en er kan beter gebruik worden gemaakt van wegen. Maar: er komen ook nieuwe vraagstukken op. Voetgangers en fietsers zijn notoir lastig voor dit soort systemen, dus dat vraagt mogelijk om exclusieve openbare ruimte voor robotauto’s. De hoeveelheid verkeer zal toenemen want er rijden ook lege auto’s rond. En er zijn veel nieuwe vragen rondom privacy, aansprakelijkheid en toezicht. Zeker als deze robotauto’s zelflerende systemen zijn, vraagt dat een totaal andere manier van invulling geven aan zaken als toelating tot de openbare weg, aangezien het karakter en de kenmerken van het voertuig per dag kunnen veranderen. De eisen die Duitsland onlangs stelde aan zelfrijdende auto’s zijn een goed voorbeeld hoe de overheid hiermee aan de slag kan gaan.

Nieuwe spelregels nodig
Duidelijk is dat digitalisering van de infrastructuur een andere rol van de overheid vereist. Waar deze vroeger kon volstaan met een investeringsstrategie voor de belangrijkste infrastructuur en nationale regels over het gebruik daarvan, lijkt nu een reguleringsstrategie van groot belang. Er zijn allereerst nieuwe spelregels nodig om kernwaarden die we willen handhaven te beschermen, bijvoorbeeld rondom toegankelijkheid van systemen, privacy en transparantie.Meer overheidsregie met duidelijke kaders wil niet zeggen dat de overheid eenzijdig grote veranderplannen moet gaan uitrollen of instrumenten moet voorschrijven. De overheid kan innovatie niet sturen, maar kan wel ruim baan geven aan de improviserende, innoverende en proberende samenleving. Het PBL pleit daarbij voor een proces van kleine stappen en voortdurende bijsturing op basis van evaluatie.

Experimenteren verdient ook aandacht
Meer overheidsregie met duidelijke kaders wil niet zeggen dat de overheid eenzijdig grote veranderplannen moet gaan uitrollen of instrumenten moet voorschrijven. Zonder de innovatie te willen sturen, kan de overheid wel ruim baan geven aan de improviserende, innoverende en proberende samenleving. Het PBL pleit daarbij voor een proces van kleine stappen en voortdurende bijsturing op basis van evaluatie. Juist experimenten – die later eventueel nog kunnen worden teruggedraaid – verdienen intensieve aandacht van de Rijksoverheid om zo de innovaties te steunen en richting te geven die vanuit publieke belangen gunstig uitpakken. Ze maken ook tijdig ingrijpen mogelijk als nieuwe ontwikkelingen onze publieke waarden onder druk zetten.

Digitalisering vereist actief handelen Rijksoverheid
Nu expliciet de regie nemen en handelen met een vooruitziende blik, vanuit een langetermijnvisie is dus de voornaamste opdracht voor de Rijksoverheid. We willen niet dat technologie de samenleving overkomt. Technologie is ook zeker niet neutraal. De overheid moet daarom actief in gesprek gaan met de samenleving over wat de kernwaarden binnen de verschillende domeinen zijn, en deze vervolgens als uitgangspunt kiezen voor beleid hoe om te gaan met nieuwe ontwikkelingen. Belangrijke vraag is daarbij ook welke van de huidige spelregels nog goed functioneren en welke tekort schieten of dreigen dat te doen. Ook dat vraagt om actie.

Over het signalenrapport
In het signalenrapport zet het Planbureau voor de Leefomgeving de schijnwerpers op bepaalde ontwikkelingen op het gebied van de leefomgeving die meer aandacht van het overheidsbeleid vragen. Daarbij doet het bureau ook aanbevelingen hoe dit op te pakken.

Delen op facebook
Facebook
Delen op linkedin
LinkedIn
Delen op twitter
Twitter
Scroll naar top