Meer aandacht voor biodiversiteit in de stad!
Juist steden kunnen met hun afwisselende landschap en dynamiek een belangrijke bijdrage leveren aan het herstel van biodiversiteit. Dit stelt ingenieursadviesbureau Sweco in het eind 2020 verschenen Urban Insight-rapport ‘Building in biodiversity for climate, for health’. Adviseur biodiversiteit Gijs Meijer en expert klimaatadaptatie en stedelijk groen Joeri Meliefste van Sweco leggen uit waar volgens hen de uitdagingen en kansen liggen op dit gebied.
Door Lambert-Jan Koops
In het rapport ‘Building in biodiversity for climate, for health’ stellen bioloog Tarja Ojala en ecoloog Ishbel Campbell dat steden steeds belangrijker worden als leefgebied voor allerlei soorten planten en dieren. De biodiversiteit in steden is tegenwoordig zelfs vaak hoger dan op het platteland, doordat er veel variatie en afwisseling is in biotopen en er weinig bestrijdingsmiddelen worden gebruikt. Juist in de steden is er veel dynamiek en zijn er veel ontwikkelingen waardoor er volop kansen zijn voor het bevorderen van de biodiversiteit. Een opvallende boodschap omdat steden in het algemeen niet direct worden geassocieerd met biodiversiteit, zo weet ook Meliefste.
Hij ziet dit dan ook graag veranderen.“Het thema komt nog wel eens ter sprake bij nieuwbouw, dankzij de aandacht voor natuurinclusief bouwen, maar er is nog maar weinig aandacht voor de mogelijkheden die de bestaande bouw biedt. En dat terwijl hier juist heel veel te winnen valt. Bovendien zijn de aanpassingen die hiervoor nodig zijn prima te combineren met andere plannen voor de stad, bijvoorbeeld op het gebied van energietransitie en klimaatadaptatie. Wat mij betreft zou het versterken van biodiversiteit dan ook een vast onderdeel moeten worden bij de reconstructie van het stedelijk gebied.”
Lange termijn
Meijer is het met zijn collega eens dat biodiversiteit op beleidsniveau wel wat meer aandacht mag krijgen. “Momenteel is er heel veel aandacht voor de energietransitie, met name omdat dit concrete financiële voordelen oplevert in de vorm van besparingen. Bovendien zijn er duidelijke doelen geformuleerd voor de transitie en is er heldere regelgeving opgesteld. Voor een onderwerp als klimaatadaptatie zien we een groeiende aandacht en om dezelfde reden. Ook daarvoor geldt dat het effect van de aanpassingen goed meet- en voelbaar is. Door de focus op die directe winst wordt echter nogal eens vergeten dat de werkelijke winst van zowel de energietransitie als de klimaatadaptatie meer op de lange termijn ligt. De onderliggende reden voor de energietransitie is bijvoorbeeld vooral dat dit de milieu-impact en klimaatverandering in de toekomst zal tegengaan en daarmee de leefbaarheid van onze steden en eigenlijk ons hele land waarborgt.”
Het probleem bij de investering in biodiversiteit is dat dit, in tegenstelling tot de investering in de energietransitie en de klimaatadaptatie, een minder herkenbaar effect heeft op de korte termijn. Het wordt daarom als minder urgent ervaren, denkt Meijer, terwijl het in zijn ogen minimaal dezelfde prioriteit zou moeten krijgen als klimaatadaptatie. “Het gaat om de gezondheid van ons ecosysteem. Wanneer we eenmaal een bepaald tipping point voorbij zijn, stort dat hele systeem in en is het amper nog te herstellen, zo laten de modellen zien. Dat betekent dus dat we niet achteruit kunnen leunen in de verwachting dat het allemaal vanzelf wel goed komt, maar ons echt actief moeten bezighouden met het versterken van de biodiversiteit. Het mooie daarbij is bovendien dat dit al heel eenvoudig kan door bij nieuwe projecten in de stad de diversiteitscomponent mee te nemen. Een paar kleine aanpassingen kunnen al een hoop helpen.”
“En natuur in de stad is niet alleen belangrijk voor onze flora en fauna, maar juist ook voor de bewoners. Het wetenschappelijk bewijs dat onze interactie met natuur een grote positieve invloed heeft op onze gezondheid stapelt zich op. Veel mensen en kinderen in grote steden komen niet of nauwelijks in aanraking met natuur. Om tot een gezonde leefomgeving te komen is het mijns inziens dan ook essentieel om verbinding met natuur mogelijk te maken voor iedere bewoner. En dat hoeft niet alleen in natuurgebieden en parken te zijn. Juist meer natuurlijk en bloemrijk groen in onze buurten, straten en tuinen kan daaraan bijdragen, omdat mensen daar dagelijks mee in aanraking komen.”
Muggenplaag
Een goed voorbeeld van kleine aanpassingen die grote gevolgen kunnen hebben voor de biodiversiteit is het voorbeeld van een nieuwbouwwijk in IJburg in Amsterdam. Na oplevering kregen de bewoners met een enorme muggenplaag te maken, omdat ze vrij spel hadden zonder natuurlijke vijanden. Pas nadat de wijk aantrekkelijk was gemaakt voor de vogels en vleermuizen met meer natuurlijk groen en nestelmogelijkheden in de gebouwen, hield de overlast op. De vogels en vleermuizen houden de muggenpopulatie daar nu in toom. “Het is natuurlijk niet de beste manier om erachter te komen dat biodiversiteit ook voor een stad van belang is, maar het is dit soort overlast die er wel voor zorgt dat het thema op de agenda komt”, zo stelt Meijer. “Wat dat betreft is de eikenprocessierups ook een heel goede ambassadeur gebleken, omdat deze laat zien dat we het in het verleden niet goed hebben gedaan door veel te veel in te zetten op te veel van hetzelfde.”
Collega Meliefste ziet ook dat overlast een belangrijke motivatie kan zijn voor het stadsbestuur om te investeren in biodiversiteit: “Er is vaak maar weinig budget voor groen in de stad, waarbij het vaak echt een sluitpost is in de begroting. Het idee is daarbij dat groen geld zou kosten, terwijl de voordelen van biodiversiteit onopgemerkt blijven, tot het misgaat.”
Grotere plaatje
Overlast kan dus zorgen voor het besef dat biodiversiteit echt nodig is, maar daarmee is nog niet alles gezegd. Wie het goed wil doen, moet vooral begrijpen wat het grotere plaatje is. “We merken dat veel burgers het prima vinden om ruimte te maken voor vogels, want die vinden ze over het algemeen leuk. Met meer vogels in de wijk krijgen bewoners het gevoel dat de natuur dichterbij komt. Het ophangen van een paar vogelkastjes is echter slechts een deel van de oplossing en niet genoeg voor een robuust systeem. Daarom is het ook belangrijk om aan burgers uit te leggen wat er nog meer nodig is en dat ze zelf ook een bijdrage kunnen leveren door bijvoorbeeld niet hun hele tuin dicht te tegelen, maar vogel en vlindervriendelijk in te richten”, zo stelt Meliefste. Meijer vult zijn collega aan door op te merken dat goede voorlichting al heel snel haar vruchten kan afwerpen. “In Eindhoven is in samenwerking met de vogelbescherming bij nieuwbouw een campagne gestart waarin aan bewoners wordt uitgelegd hoe ze hun tuin onderhoudsarm én vogelvriendelijk kunnen inrichten. Dat helpt al enorm. We zien daarnaast ook dat ontwikkelaars als Heijmans bij projecten bewoners informeren over de groene inrichting van tuinen en ook dat levert een positieve bijdrage. Veel stadsbewoners zijn uiteindelijk best bereid een steentje bij te dragen als ze uitgelegd krijgen hoe de vork in de steel zit.”
Gemeente als voorbeeld
Het voorlichten van burgers is dus belangrijk bij de promotie van biodiversiteit. Bestuurders dienen echter ook te worden geattendeerd op het onderwerp. “Eén van de dingen die we met Sweco doen, is gemeenten vertellen wat de mogelijkheden zijn op dit gebied. Daarbij benadrukken we ook altijd dat het de gemeente is die het goede voorbeeld moet geven”, aldus Meijer. “Het is daarbij belangrijk dat de gemeente niet alleen op straat, maar ook intern investeert in dit thema, aangezien er specialistische kennis nodig is om biodiversiteit op een goede manier toe te passen en te borgen. We zien gelukkig al dat gemeenten steeds vaker ecologen in dienst nemen en ze inzetten bij natuurinclusieve bouwprojecten, maar net zoals het op wijkniveau nodig is om naar het grotere plaatje te kijken, is dat ook voor de stad als geheel nodig. Dus geen deeloplossingen, maar een integrale manier van denken.”
Meliefste sluit zich aan bij de woorden van zijn collega: “In veel steden zien we allerlei losse projecten met plukjes groen en ook blauw die geen onderlinge verbinding hebben. Voor een goede structuur is het echter belangrijk dat er onderlinge verbinding is, want een goed netwerk is veel robuuster dan die losse onderdelen samen. De mogelijkheden om groen te integreren met gebouwen (op daken en aan gevels), maakt het ook mogelijk barrières tussen groene gebieden op te heffen en nieuwe leefgebieden te creëren voor soorten. En wanneer dat netwerk van de stad vervolgens dan ook nog eens niet op zichzelf staat, maar ook verbonden is met de buitengebieden, hebben we een ideale situatie te pakken die de kwaliteit van de stedelijke leefomgeving maximaal ten goede komt. En niet alleen voor plant en dier, maar ook zeker voor de mens.”