“Materialenregistratie ook van belang voor GWW-sector”

“Materialenregistratie ook van belang voor GWW-sector”

Madaster introduceert omgevingsregister voor infra

 

In een nummer waarin speciaal aandacht is voor circulariteit, mag een artikel over Madaster uiteraard niet ontbreken. Als online platform is Madaster het kadaster voor materialen en registreert het sinds 2017 gebouwen inclusief de materialen en producten die zich erin bevinden. Pablo van den Bosch, board member bij Madaster, vertelt hoe het gaat met de organisatie en wat de plannen zijn voor de middellange termijn.

Door Lambert-Jan Koops

Madaster registreert gebouwen inclusief de materialen en producten die zich erin bevinden en doet dat met zogenaamde materialenpaspoorten.

 

“Met Madaster gaat het in de vastgoedsector behoorlijk goed, kan ik wel stellen”, zo start Van den Bosch zijn verhaal. “We hebben een groeiend aantal partners met uiteenlopende belangen en bouwactiviteiten, zodat het gebruik van ons platform ook navenant groeit. Ontwerpers, bouwers, slopers, verkopers en eigenaren zien allemaal de voordelen van het registreren van vastgoed en voor hen is de positionering van Madaster als registerbeheerder ook duidelijk. We slaan de bouwinformatie voor langere tijd veilig op en streven naar een brede samenwerking met alle betrokken partijen in de bouwketen.”
Het vastleggen van vastgoedinformatie door Madaster verloopt dus prima, waarbij Van den Bosch graag nog opmerkt dat zijn organisatie niet alleen in Nederland actief is. “Circulariteit stopt niet bij de grens, zeker niet in de vastgoedwereld waar veel multinationals actief zijn. Grote vastgoedbeleggers zijn vaak internationale spelers, maar ook betonleveranciers leveren over de grenzen heen: de producten van het Zwitsers-Franse Holcim zijn bijvoorbeeld in heel Europa te verkrijgen. Zelfs wanneer we ons als Madaster alleen op Nederlandse gebouwen zouden richten, dan nog zouden we met buitenlandse belanghebbenden te maken hebben en het is dan ook logisch dat we ons niet tot Nederland beperken.”

Bouw vs GWW
Binnen de vastgoedsector wordt dus al veel gebruikgemaakt van de diensten van Madaster en daarmee lopen de bedrijven in deze branche behoorlijk voor op de collega’s in de GWW. “Dat heeft niet te maken met onwil, maar vooral met het feit dat de GWW-sector heel anders in elkaar steekt dan de vastgoedwereld”, legt Van den Bosch uit. “Qua omzet zijn ze goed met elkaar te vergelijken, maar waar de bouw heel veel spelers kent, daar is dat in de GWW veel minder het geval. Zo zijn er veel minder eigenaars in de GWW aanwezig en de meeste daarvan zijn overheden of overheidsinstanties. Die opereren vaak op verschillende niveaus in hetzelfde gebied, waarbij bijvoorbeeld een gemeente, de provincie en het waterschap allemaal hun eigen ding doen. Dat kom de overzichtelijkheid niet direct ten goede. Daarnaast is er voor het registreren van vastgoed ook veel minder internationale druk in de GWW-sector, aangezien al die overheden natuurlijk uitsluitend binnen Nederland actief zijn.”

Omgevingsregisters
Madaster zoekt momenteel naar manieren om de GWW-sector te overtuigen van het nut van gebouw- en materialenregistratie. De eerste vorderingen zijn inmiddels gemaakt. “We zijn in gesprek met eigenaren en aannemers over het gebruik van zogenaamde omgevingsregisters, waarin alle vormen van infrastructuur worden opgeslagen. Het eerste project dat we hiervoor draaien vindt plaats in de regio Amsterdam en het is de bedoeling dat we de feedback hierop zullen gebruiken om het idee te verbeteren. Het verschil met onze vastgoedactiviteiten is dat we nog echt de basis voor ons infrawerk moeten leggen en vooral ook nog moeten leren wat de verschillen zijn tussen de beide factoren, zodat de oplossing ook echt geschikt is voor de GWW.”
Een van de verschillen tussen vastgoed en GWW is Van den Bosch inmiddels al duidelijk: sommige eigenaren binnen de GWW zijn zo groot dat ze geen uitwisseling met externe partijen nodig hebben om de circulaire opgave te kunnen invullen. “Wanneer een organisatie zo groot is dat deze alle eigen reststromen en al het sloopmateriaal direct kan gebruiken bij nieuwe projecten, dan snap ik dat er niet direct behoefte is aan de mogelijkheid om informatie uit te kunnen wisselen met derden. Een grote stad als Rotterdam zal bijvoorbeeld de overbodig geworden straatinrichting van een infraproject direct kunnen inzetten in een andere wijk, want er gebeurt toch altijd wel wat. Voor kleinere gemeenten is het uitwisselen met derden veel interessanter, want die kunnen vrijgekomen materialen lang niet altijd kwijt. Dat zijn dan ook de eerste partijen die belang kunnen hebben bij ons omgevingsregister.”

De Madaster Circulariteit Indicator geeft ieder gebouw een score van nul tot honderd procent (volledig circulair).

 

Uitkristalliseren
Met het oog op de toekomst van de circulaire economie spreekt Van den Bosch de hoop uit dat het binnen niet al te lange tijd voor iedereen duidelijk zal zijn wie welke verantwoordelijkheid heeft. “We zijn nog niet zo lang bezig met circulair bouwen en de taken zijn nog niet duidelijk verdeeld. En ja, het certificeren van materialen brengt nu eenmaal kosten met zich mee, dus dan is er automatisch de vraag welke organisatie dit voor haar rekening neemt. Voor de duidelijkheid: ik ben nog nooit iemand tegengekomen die zei dat hergebruik flauwekul was en dat we beter alles op de vuilnisbelt kunnen gooien, maar er is ook niemand die graag extra kosten maakt. Dat moet dus nog allemaal uitkristalliseren.”

Impulsen
Een van de problemen die nu nog de circulaire werkwijze ondergraaft, is het feit dat hergebruik van materialen en elementen niet altijd goedkoper is dan de inzet van nieuwe producten. Van den Bosch zou graag zien dat dit verandert. “Het verzamelen van de informatie die nodig is voor hergebruik kost geld en die kosten voor het opzetten en handhaven van de circulaire economie kunnen we maar beperkt aanpassen: dat werk moet nu eenmaal gebeuren. Wat wél zou kunnen, is dat we gebruikte en nieuwe producten op een andere manier belasten door nieuwe wet- of regelgeving. Wanneer bij een product betaald moet worden voor de CO2-uitstoot, kan de balans al snel doorslaan in het voordeel van gebruikte materialen, dus voor hergebruik zou die CO2-uitstootbetaling wel een goede impuls zijn.”
Een andere impuls die het hergebruik van materialen kan stimuleren, is het groeiende besef dat tijdens de coronapandemie de wereldwijde aanvoerlijnen van (bouw)producten kwetsbaar zijn gebleken en dat het hergebruik van bestaande producten het grote voordeel heeft dat die in ieder geval lokaal al beschikbaar zijn. Van den Bosch ziet de circulaire toekomst dan ook wel met enig vertrouwen tegemoet: “Het besef dat we echt anders moeten gaan werken in de bouw en infrastructuur is steeds meer aan het toenemen. Ontwerpers bedenken steeds meer constructies met het idee dat deze ooit nog eens zullen worden afgebroken, eigenaren zien de voordelen van het in kaart brengen van de materialen en wetgevers hebben duidelijke doelen opgesteld voor 2030 en 2050. We zitten nu nog in een overgangsperiode, maar het gaat echt de goede kant op.”

Website Madaster

Facebook
LinkedIn
Twitter