Nu nog vooral gericht op milieu
In de landbouwsector wordt veelvuldig gebruikgemaakt van geo-informatie. Geactualiseerde informatie over landgebruik is ruim voorhanden. Niet in de laatste plaats omdat deze informatie vaak de onderbouwing vormt voor het verkrijgen van Europese landbouwsubsidies. Deze data worden echter niet gebruikt voor INSPIRE, de gestandaardiseerde Europese datasets over de leefomgeving. Een gemiste kans, vindt Tamme van der Wal, onderzoeker data-intensieve toepassingen bij Wageningen University and Research. Zeker nu er een nieuwe Europese klimaatwetgeving in de maak is met nieuwe rapportageverplichtingen kan de landbouwsector heel veel nuttige data verstrekken, met name over landgebruik.
Door Rob Burkhard
Dit artikel zou eigenlijk gaan over het belang van INSPIRE voor de landbouwsector, maar al gauw wordt duidelijk dat voor Van der Wal de betekenis van INSPIRE voor die landbouwsector beperkt is. “Het is merkbaar dat INSPIRE vanuit een milieu-invalshoek is ontstaan”, legt hij uit. “INSPIRE gaat uit van specifieke soorten gegevens en de actualiteitsbehoefte is anders dan wat er in de landbouw nodig is. De datasets die je gebruikt voor het vormen van milieubeleid zijn gericht op het geven van een algemeen beeld. Vanuit de landbouw is er meer behoefte aan data voor beleidsimplementatie. Op welke percelen wordt welke subsidie aangevraagd of uitgekeerd? Op welke percelen gelden beperkingen ten aanzien van het gebruik van mest, of het maaien van gras om weidevogels te beschermen?” Toch werkt Van der Wal graag mee aan een gesprek over INSPIRE. Want ook als INSPIRE nu misschien nog weinig betekent voor de landbouw, dan kan de landbouwsector misschien al meer betekenis hebben voor INSPIRE. “De Europese landbouwregelgeving is één van de eerste ‘Europese projecten’ en de sector is gewend aan Europese coördinatie en afspraken”, zo blikt hij terug. “En daar waar het gaat om de aanvraag van Europese landbouwsubsidies, is men in alle landen van de Europese Unie gewend zeer gedetailleerde rapportages aan te leveren. Dat kan alleen als er actuele geo-data voorhanden zijn. En die zijn er. In Nederland zijn dat bijvoorbeeld het Agrarisch Areaal Nederland (AAN) en de Basisregistratie Gewaspercelen (BRP).”
De BRP en AAN vormen een uitgebreide, openbare database waarin het agrarisch grondgebruik wordt bijgehouden. Behalve alle landbouwgronden in Nederland, bevat de database ook veel informatie over niet-landbouwgronden, al was het maar om te voorkomen dat boeren subsidies zouden aanvragen op grond die als natuurgebied geregistreerd staat. Het AAN is één van de aanleverende bronnen voor de BGT (Basisregistratie Grootschalige Topografie), waardoor ook de raakvlakken met niet-landbouwgebruik heel duidelijk in kaart zijn gebracht. “Hoewel veel van de beschikbare data nu misschien nog niet zo relevant zijn vanuit milieu-perspectief, verwacht ik dat dat heel binnenkort zal veranderen.” Waar Van der Wal op doelt, is de nieuwe Europese klimaatwetgeving die in voorbereiding is. Zodra die nieuwe wetgeving wordt geïntroduceerd, worden er ook nieuwe eisen gesteld aan de rapportages over landgebruik.
In de huidige INSPIRE-datasets zijn de gegevens over landgebruik, voor zover die relevant zijn voor milieudoeleinden, afkomstig uit de ‘CBS Bodemstatistiek’. “Maar de nieuwe klimaatregels vereisen veel meer informatie dan uit dat bestand te krijgen is”, benadrukt hij. “Terwijl heel veel van die benodigde informatie wel al beschikbaar is voor de landbouw. Wat mij betreft zou er dan ook best een heroverweging plaats kunnen vinden voor het hergebruik van die landbouwinformatie voor INSPIRE-doeleinden.” In Nederland zou dat volgens Van der Wal concreet misschien wel kunnen betekenen dat de CBS Bodemstatistiek aangevuld zou kunnen worden door het AAN en de BRP. “Beide registraties zijn actueel, worden goed bijgehouden en zijn uitstekend te gebruiken voor die klimaatregelgeving”, aldus Van der Wal.
Afgaand op het betoog van Van der Wal zou je je kunnen afvragen waarom de landbouw- en milieu-instanties bij de Europese Unie niet meer met elkaar samenwerken als er zoveel te halen valt. “Een terechte vraag”, vindt Van der Wal. “Er gapen behoorlijke kloven tussen die twee werelden. En soms is er niet alleen sprake van inhoudelijke verschillen, maar speelt er ook een beleidsmatig onderscheid. En het is ook niet eenvoudig in de Europese context, want in verschillende landen zitten de beleidsthema’s ook weer bij verschillende ministeries.” Maar in plaats van te focussen op wat er misgaat, wil Van der Wal veel liever in kaart brengen wat de mogelijkheden zijn. Waar landbouw, milieu en klimaat elkaar kunnen vinden en versterken.
Een voorbeeld van die potentiële synergie ziet Van der Wal in het Europese Copernicus-aardobservatiesysteem dat door het Europees Milieuagentschap wordt aangestuurd. “Onder het Copernicus-programma worden satellietdata verzameld voor meerdere themagebieden, zoals Atmosfeer en Maritiem”, vertelt Van der Wal. Er worden ook data ingewonnen voor het thema Land. Maar de dataproducten die gemaakt worden op basis van die landgegevens, hebben volgens Van der Wal een veel lager actualiteitsgehalte dan je voor landbouwdoeleinden nodig hebt. “Als we landbouw en milieu meer bij elkaar willen brengen, dan zouden we ons meer in elkaars informatiebehoeften moeten verdiepen”, stelt Van der Wal. “De landbouwsector zou enorm kunnen profiteren van satellietdata en dataproducten voor bijvoorbeeld de monitoring van subsidieregels, terwijl de milieusector weer heel veel baat zou hebben bij alle gevalideerde en actuele perceelgegevens vanuit de landbouw. Dat zou hen weer helpen om alle nieuwe verplichte rapportages rond klimaat voor elkaar te krijgen. Zo’n samenwerking en uitwisseling van informatie zou natuurlijk een enorme overwinning zijn van bestuurlijke samenwerking!”
Een andere reden om te ijveren voor verdergaande samenwerking ziet Van der Wal bij de boeren zelf. “De boer digitaliseert steeds meer”, ziet Van der Wal. “Maar daarnaast is de boer ook steeds meer met duurzaamheid bezig. Data worden al lang niet meer alleen gebruikt voor subsidies, controles en dat soort zaken. Data worden in toenemende mate ook benut om het eigen bedrijf te benchmarken, te vergelijken met andere landbouwondernemingen. En daarbij gaat het dus niet meer alleen om geld verdienen en winstmaximalisatie. Boeren zoeken ook steeds meer naar verantwoorde manieren om om te gaan met hun land in relatie tot het gebruik van bijvoorbeeld gewasbeschermingsmiddelen, kunstmest en water. Nog een reden dus om het hergebruik van landbouw- én milieudata goed te regelen.”