De visie van DataLand
Sinds enige tijd duiken er nieuwe gemeentelijke ICT-initiatieven op met titels als KNOOP en Samen Organiseren. En wat zijn ‘klantreizen’? Pieter van Teeffelen, directeur van DataLand, legt het uit.
Door Remco Takken
Als gemeentelijk samenwerkingsverband ontzorgt, ondersteunt en faciliteert DataLand gemeenten op het gebied van geo-, WOZ- en vastgoedinformatie, oftewel objectinformatie. Directeur Pieter van Teeffelen staat te popelen om de overheidssamenwerking op het gebied van ICT naar een hoger plan te tillen. Volgens hem kan het snel gaan. “Een doorbraak in de informatie-organisatie bij de overheid staat voor de deur, vooral door de komst van de Omgevingswet en het DSO. We beschikken nu over de juiste randvoorwaarden: de gemeenten zitten op één lijn en met ‘Samen Organiseren’ hebben we een vliegwiel dat praktische samenwerking tussen gemeenten bevordert, waardoor efficiënter en effectiever collectieve dienstverlening kan worden opgezet.”
KNOOP
Een voorbeeld daarvan is KNOOP, dat is voortgekomen uit het Gemeentelijk Geo-Beraad en vormgegeven door DataLand in samenwerking met gemeenten. KNOOP ontsluit actuele objectgegevens uit diverse bronnen: landelijke voorzieningen, maar ook lokale gemeentelijke bestanden, voor verschillende doeleinden en via meerdere kanalen. Van Teeffelen: “Je moet het zien als een waaier aan samenhangende collectieve diensten waaruit kan worden gekozen. Waar behoefte is aan een combinatie van informatie wordt KNOOP nu goed opgepakt. Niet alleen bij afzonderlijke gemeenten, maar juist ook bij gemeenten die een (ambtelijke) fusie aangaan, bij belastingsamenwerkingsverbanden, veiligheidsregio’s en regionale uitvoeringsdiensten. Dat zijn bij uitstek organisaties die willen beschikken over een combinatie van kwalitatief hoogwaardige én actuele gegevens. In de gemeentelijke geo-wereld speelt bijvoorbeeld het bij elkaar brengen van gemeentelijke gegevens die aan de Landelijke Voorziening voor de WKPB (Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken) moeten worden toegevoegd. Dat kun je natuurlijk 388 keer per gemeente apart doen, maar ook in één keer via KNOOP.”
Uiteindelijk draait het bij KNOOP om het samenbrengen van informatie en gaat het uit van het principe ‘Wat je samen kúnt doen, móet je ook samen doen’. Van Teeffelen is enthousiast over deze principes, die uitgangspunten zijn van de Digitale Agenda 2020 en de Taskforce Samen Organiseren.
Samen Organiseren
Sinds enige tijd is DataLand ook actief in Samen Organiseren. Dit initiatief van de VNG is bedoeld als vliegwiel voor het verbinden en versnellen van de gezamenlijke gemeentelijke uitvoering op het terrein van dienstverlening, informatievoorziening en medebewindstaken zoals werk, zorg, inkomen, belastingen en de Omgevingswet. Van Teeffelen: “Dat is de officiële omschrijving. Ik zou daaraan toe willen voegen: het gebeurt van onderop, de gemeenten nemen hun eigen (regie)rol!”
In de aansturing van de benodigde investeringen, ontwikkelingen en de uitvoering is de Taskforce en een College van Dienstverleningszaken ingesteld. Een van de belangrijke inzichten die DataLand inbrengt, is dat registerinformatie kosteneffectief en onder eigen beheer van gemeenten gekoppeld kan worden. “Dat hoeft niet te betekenen dat data gecentraliseerd worden beheerd”, legt Van Teeffelen uit. “Ik verwacht op korte termijn dat gemeenten hun eigen gegevensbeheerorganisatie concreet gaan inrichten waarbij bijvoorbeeld via webservices gegevens beschikbaar worden gesteld. Zo organiseren gemeenten hun aansluiting op het DSO en houden ze het beheer over hun eigen data.”
Omgevingswet
De aankomende Omgevingswet ziet Van Teeffelen vooral als katalysator van de vernieuwingen in het (gemeentelijk) informatielandschap. Hij stelt: “Er is nog geen werkend stelsel, het DSO is nog concept. In lijn met het nieuwe gemeentelijke elan, collectief en met zorg voor het beheer van de eigen gegevens, wordt ook concreet meegedacht over de aansluiting van gemeenten op het DSO.”
Wel is hij kritisch op het concept van de ‘satéprikker’. Met één prik op de kaart zouden de verschillende thema’s, kaartlagen zo je wilt, als vanzelf in samenhang komen bovendrijven. “Die satéprikker werkt bij eenvoudige problemen, maar de werkelijkheid is vaak complex. Je kunt echt niet alle ruimtelijke processen ‘opprikken.’ Wethouders denken: ha, dat is makkelijk, je ziet direct waar je iets kunt doen! Maar breng eerst maar al die informatie tijdig, volledig en juist bijeen. Informeer eens bij een veiligheidsregio welke informatie ze zoeken. Dan realiseer je je pas goed hoe complex het is om de ruimtelijke werkelijkheid ‘in kaart’ te brengen. Er zullen bij besluitvorming dan ook altijd mensen nodig zijn. Of dat nu specialisten zijn of stakeholders die de verschillende belangen tegen elkaar afwegen. Dat is in ieder gebied weer anders.”
Samen met burgers en bedrijven
Volgens Van Teeffelen zien we ook hier dat de tijd rijp is voor meer en betere samenwerking. “Vroeger was het vanzelfsprekend dat grote overheidsorganisaties als ‘zender’ fungeerden in hun communicatie. Dat is de laatste jaren veranderd. Dat zie je bij de ministeries, bij het Kadaster en bij gemeenten.” Over samenwerking gesproken: “In de Omgevingswet, dus ook in het DSO, moet een prominente plaats worden ingericht voor de rol van burgers en bedrijven. Hoe kunnen ze anders participeren in de besluitvorming en met ideeën komen voor ruimtelijke plannen? De overheden moeten dus niet alleen onderling samenwerken, maar ook nog eens rekening houden met die bron van informatievragen.”
Ook hier ziet Van Teeffelen een innovatieve ontwikkeling: “In gezamenlijk overleg zijn zogenaamde ‘klantreizen’ uitgewerkt. Het concept klantreis bestond al en werd al gebruikt in de commercie, maar ook in de zorg. Door op deze manier na te denken met inwoners en hun ervaringen met de overheid, peilen we de informatiebehoefte en de manier waarop ze hun informatie willen krijgen. Klantreizen helpen gemeenten te leren hoe we onze gegevens via onze digitale portalen delen met inwoners, waarbij we rekening houden met privacy-aspecten en begrijpelijkheid van informatie.”
De discussie is realistischer geworden
Van Teeffelen besluit: “Mij valt op dat er bewust wordt nagedacht over ketensamenwerking en -informatisering. De discussie is realistischer geworden, niet meer ‘the sky is the limit’ en beloften van ‘een supersonisch nieuw systeem gebaseerd op de modernste technieken’. Knooppunten van waterschappen, provincies, gemeenten en rijk kunnen gerust naast elkaar bestaan en waar nodig ‘knoop’ je ze aan elkaar. Het gaat, ook in de discussie bij de VNG en de TaskForce, over wat we werkelijk zelf nodig hebben, wat we er concreet zelf voor willen en kunnen doen en wat we van elkaar nodig hebben om aan de noodzakelijke informatieproducten te komen. Dat is, zeker als we het stapsgewijs doen, een behapbare en concrete kernvraag. Het antwoord daarop moeten we Samen Organiseren.”