Opleiding levert veertig geo-informatica masters per jaar
Geographical Information Management and Applications, oftewel GIMA, is als masterprogramma een product van een voor Nederland unieke joint venture van vier verschillende universiteiten. De Universiteit Utrecht, de Technische Universiteit Delft, de Universiteit Twente en de Wageningen Universiteit leveren alle hun input voor de opleiding die zowel fulltime als parttime kan worden gevolgd. Voor dit laatste is gekozen om het vooral ook voor instromers uit het bedrijfsleven mogelijk te maken om de studie te volgen.
Door Lambert-Jan Koops
Een van de betrokkenen bij het lesprogramma van GIMA is Fred Toppen, universitair docent Geowetenschappen, Sociale Geografie en Planologie en Geography & Education aan de Universiteit Utrecht en op dit moment programmadirecteur van de GIMA-opleiding. Hij legt uit dat GIMA een echte academische opleiding biedt die in eerste instantie een wetenschappelijke inslag heeft. “Dat betekent natuurlijk niet dat we niet kijken naar de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en de vraag van het bedrijfsleven, maar we zijn een universitaire opleiding en leggen een minder duidelijke link met vast omschreven banen dan bijvoorbeeld het hbo doet.”
Ondanks dat GIMA de studenten niet direct klaarstoomt voor specifieke functies, wordt de opleiding wel degelijk beïnvloed door ontwikkelingen in het bedrijfsleven. “Misschien nog wel meer dan bij veel andere masters”, zo stelt Toppen. “Onze opleiding bestaat uit acht onderdelen: zes basismodules, waarin de technieken, toepassingen en de managementaspecten centraal staan, een stage en een thesis. Voor alle basismodules maken we daarbij gebruik van gastsprekers die in de dagelijkse praktijk werkzaam zijn in het vakgebied. Ook vinden er bedrijfsbezoeken plaats. De studenten kunnen daarnaast ook elk jaar weer vrij probleemloos een stageplek vinden in het bedrijfsleven en dat terwijl het toch over zo´n 35 tot 45 studenten per jaar gaat die een half jaar mee moeten draaien binnen de organisatie.”
Slachtoffer eigen succes
Dat GIMA ondanks het wetenschappelijke kader een opleiding is die bijzonder goed aansluit bij de dagelijkse praktijk, blijkt ook wel uit het feit dat de opleiding het lesprogramma moest veranderen omdat het slachtoffer dreigde te worden van het eigen succes. Toppen licht dit toe: “Toen we in 2003 van start gingen met GIMA, hadden we een programma waarin eerst de stage werd gevolgd en de student vervolgens de thesis moest schrijven. Het kwam alleen nogal eens voor dat de studenten tijdens hun stage een baan kregen aangeboden, die aannamen en vervolgens de thesis lieten zitten. Dat was natuurlijk niet de bedoeling, zowel niet omdat we graag studenten een volledig diploma zien halen als omdat dit bij ons in de boeken kwam als een niet volledig afgeronde opleiding, met alle financiële consequenties van dien omdat we overheidsgeld ontvangen per afgestudeerde student. Vandaar dat we de volgorde van de modules hebben omgegooid en de studenten tegenwoordig eerst hun thesis moeten doen en daarna pas de stage mogen volgen.”
De noodzaak om de volgorde van de thesis en stage om te gooien laat volgens Toppen twee dingen zien: de vaardigheden van de studenten die GIMA aflevert sluiten goed aan op de wensen van het bedrijfsleven én er is een duidelijk tekort aan geschoold personeel. “Omdat ik de stagebeoordelingen langs zie komen, zie ik dat de studenten in de praktijk eigenlijk altijd tussen de 7 en 8,5 scoren. Die cijfers krijgen ze niet uit vriendelijkheid, maar zijn het bewijs dat ze inhoudelijk een bijdrage leveren en weerspiegelen het feit dat de studenten goed kunnen functioneren in het bedrijfsleven. Daarnaast is er gewoon ook heel veel vraag naar academisch opgeleide geo-informatici: zo’n 85 procent van de afgestudeerde studenten heeft binnen een jaar een baan. Een kwart van de gediplomeerden kiest daarbij voor een onderzoekpositie, de rest vindt een plek bij overheden of commerciële organisaties.”
Brede opleiding
Als opleiding binnen een vakgebied dat nog sterk in ontwikkeling is, is het voor GIMA belangrijk om bij de tijd te blijven. Toppen en zijn collega´s evalueren dan ook periodiek of de opleiding nog voldoet aan de eisen die worden gesteld binnen het vakgebied. Daarnaast vindt er elke zes jaar een evaluatie plaats door een externe commissie die de opleiding certificeert, iets wat voor het laatst gebeurd is in 2019. “Samen zorgen deze beoordelingen ervoor dat het curriculum van de opleiding op het gewenste niveau blijft”, zo stelt Toppen. “Onze bedoeling is daarbij vooral dat we een brede opleiding blijven, waarbij we de ontwikkelingen in het vakgebied uiteraard wel meenemen, maar niet boven op elke trend springen. GIMA wordt gevormd door vier verschillende partners en dat betekent dat we samen veel en goede voelsprieten hebben voor de ontwikkelingen in de markt en zeker goed de veranderingen in grote lijnen kunnen volgen. Daarnaast hebben de docenten allemaal hun eigen specialiteit, waar ze op basis van hun eigen ideeën en visie een eigen invulling aan geven. Ook zijn al die docenten betrokken bij uiteenlopend onderzoek, zowel theoretisch als toegepast. Zo ontwikkelt het curriculum zich dus als het ware vanzelf, zonder dat dit van bovenaf wordt opgelegd. Er is wel sturing op hoger niveau, maar dat gaat vooral over de structuur en de opzet van de opleiding. Voor de lesdetails vertrouwen we erop dat de docenten de laatste ontwikkelingen volgen en hun lessen daarop toepassen, zodat de opleiding automatisch up-to-date blijft.”
Een voorbeeld van een onderwerp dat zich gaandeweg een plek kan gaan verwerven in het curriculum van GIMA is Deep Learning. “Dat is typisch zo´n onderwerp waarvan we wel aanvoelen dat het interessant en relevant is, maar waarvoor we nog geen speciale aanpassingen doorvoeren in ons programma. Onze docenten krijgen er echter vanzelf mee te maken, bijvoorbeeld omdat een student Deep Learning opneemt in zijn of haar thesis, en pakken het dan automatisch op wanneer ze het interessant genoeg vinden. Op die manier wordt zo´n onderwerp dus op organische wijze opgenomen in de studie.”
Mid-career professionals
De studenten die GIMA aflevert, worden hartelijk verwelkomd op de arbeidsmarkt en de samenwerking met de stagebedrijven verloopt ook naar alle tevredenheid. Het enige verbeterpunt dat Toppen momenteel ziet met betrekking tot de interactie met het bedrijfsleven, is de instroom van studenten die al werkzaam zijn in de geo-informatie. “We zijn van gemiddeld twintig naar zo’n veertig studenten per jaar gegroeid in de afgelopen jaren, een hoeveelheid waar we erg tevreden over zijn, net als bijvoorbeeld het feit dat steeds meer vrouwen de studie weten te vinden. De toestroom van mid-career professionals is echter wel afgenomen en dat beschouw ik toch wel als een gemis. Het biedt deze mensen namelijk niet alleen nieuwe carrièrekansen, maar zorgt bij ons ook voor een frisse mix van studenten met verschillende achtergronden. Wat dat betreft kan ik ook niet genoeg benadrukken dat een GIMA-studie voor echt iedereen de moeite van het overwegen waard is.”