Jeroen Heindijk pleit voor nationaal overzicht
Jeroen Heindijk is in alle opzichten een natuurmens. Hij heeft een passie voor het buiten zijn in het algemeen en voor bomen in het bijzonder. Zijn kennis over deze zaken draagt hij daarbij vol enthousiasme over aan anderen en hij organiseert daarvoor zowel bostochten voor geïnteresseerde leken als trainingen voor professionele groenbeheerders. Tegelijkertijd maakt hij zich hard voor meer erkenning van de waarde van bomen en een eenduidige bomendatabase met landelijke dekking.
Door Lambert-Jan Koops
“De relatie tussen mens en natuur is volgens mij een van de meest onderschatte zaken van deze tijd. Veel mensen denken te kunnen leven zonder de natuur en voelen zich ook verheven boven het buitenleven. Tegelijkertijd lopen ze tegen allerlei stressgerelateerde problemen aan die het moderne leven met zich meebrengt en vragen ze zich af hoe ze daarmee om moeten gaan. Daar worden allerlei oplossingen voor bedacht, maar de beste manier is volgens mij toch om weer de verbinding te zoeken met de natuur. Vandaar ook dat ik een bureau heb opgericht dat zich specialiseert in het leggen van die verbinding.”
Heindijk organiseert bostochten in binnen- en buitenland, waarbij deelnemers kennismaken met verschillende aspecten van zichzelf die ze terugzien in de bomen. Het gaat daarbij om zaken als de ontstaansgeschiedenis, de cultuur en hoe iemand zijn eigen huishouden beheert, met als spiegel de bomen met hun roots, ontwikkeling, voeding en verzorging.
“De bostocht is een mix tussen verhalen over de ware natuur van de deelnemers en die van de natuur om je heen; het bos en het zélf ervaren van dat bos”, legt Heindijk uit. “En daar is een duidelijke behoefte aan, zowel bij individuen als binnen het bedrijfsleven. De natuur is een mooie spiegel en ik laat mensen en organisaties beseffen dat ze meer verbonden zijn met elkaar en met de natuur dan dat ze misschien denken.”
Natuurbeleving
De bostochten van Heindijk zijn door een samenloop van omstandigheden ontstaan, die hij met name ging organiseren omdat anderen hem vroegen of hij ze mee wilde nemen de natuur in. “De bostochten zijn geen op de tekentafel uitgedacht concept, maar redelijk spontaan ontstaan in een periode dat er op deze manier nog geen aandacht was voor de natuur. Wat dat betreft ben ik een pionier geweest op het gebied dat tegenwoordig natuurbeleving of natuurcoaching wordt genoemd.”
Waar de eerste bostochten in Nederland werden gehouden, daar ging Heindijk vanaf 1996 ook de grens over. Met name Engeland bleek interessante natuurgebieden te herbergen. “Rond de eeuwwisseling ben ik begonnen met het organiseren van reizen voor de beroepsgroep, dus de echte bomenbeheerder. Ik was erachter gekomen dat in Engeland heel veel grote, dikke, oude bomen te vinden waren. En met oud bedoel ik dan ook echt oud. Niet oud zoals in NL waar vijftig jaar oud is en honderd monumentaal, maar eeuwenoude bomen. Voor veel van de beheerders bleek een dergelijk bezoek een echte eyeopener, omdat ze daar zagen dat het Nederlandse bomenbeleid en het Engelse toch heel andere resultaten opleverde.”
Versnipperde informatie
Als natuurliefhebber in het algemeen en bomenbewonderaar in het bijzonder heeft Heindijk wel wat kanttekeningen bij de manier waarop Nederlandse beleidsmakers omgaan met bomen. Met name de versnipperde manier waarop de informatie over bomen wordt bijgehouden, zit hem niet lekker.
“Zo’n vijftien jaar geleden liep ik voor het eerst mee met een boomverzorger bij een zogenaamde VisueleBoomControle, of VBC. Dat is een snelle, visuele inspectie waarbij voor elke boom de beslissing wordt genomen of er eventueel een extra controle of inspectie nodig is. Op zich is die VBC prima, maar tot mijn verbazing werd en wordt die niet uitgevoerd door de partij die de bomen continu beheert. Dat houdt niet alleen in dat er twee bestekken zijn, een VBC-bestek en een snoeibestek, maar ook dat de VBC-uitvoerder verkeerde conclusies kan trekken omdat hij niet alle informatie heeft. Om een voorbeeld te geven: als een controleur tijdens een VBC ziet dat een boom een zwam bevat, kan hij concluderen dat de boom moet worden verwijderd. Dat kan echter best in tegenspraak zijn met de informatie die de vaste beheerder heeft over de boom, omdat die weet dat die zwam er al heel lang zit en helemaal geen problemen oplevert.”
Assetmanagement
Geconfronteerd met de versnipperde info, vroeg Heindijk zichzelf af waarom er geen verticaal bestand was waarin alle relevante informatie over bomen is vastgelegd. “Het lijkt me echt heel nuttig als er een geogerefereerd bestand zou komen waarin iemand alle gegevens van een boom zou kunnen opvragen door een boom op een kaart aan te klikken. Een soort assetmanagementbestand voor bomen, waarin alle belanghebbenden hun data kunnen delen. Daarbij zouden dan wat mij betreft in ieder geval drie belangrijke zaken moeten worden opgenomen.
De eerste betreft de basisinformatie, waarbij is aangegeven wat de locatie is van alle bomen. Vervolgens zouden de beheergegevens moeten worden gekoppeld aan de bomen, waarbij ik deze gegevens niet zou willen beperken tot alleen de status en de gezondheid van de bomen. Ook de milieueffecten zouden daarin moeten worden vastgelegd, zoals de bijdrage van de boom op het gebied van CO2-opslag, fijnstofreductie, hittestressvermindering en waterafvang. Met dergelijke informatie is het nut en dus de waarde van een boom ook duidelijk te definiëren en dat voorkomt weer dat er zinloos of zelfs onterecht wordt gekapt. Ten slotte zou het denk ik een goed idee zijn om het mogelijk te maken om ook cultuurhistorische gegevens van bomen op te nemen in een dergelijk bestand, zodat ook die informatie goed bewaard blijft.”
Eerste stap
Een nationaal bestand waarin bomen en de bijbehorende gegevens terug te vinden zijn, is technisch geen onmogelijkheid, aangezien er vergelijkbare bestanden zijn voor andere objecten. Momenteel bevat de BGT echter nog geen bomen, waarmee dat de eerste stap is voor de totstandkoming van de database die Heindijk voor ogen heeft.
“Er wordt wel gewerkt aan een kaartlaag waar alle bomen in staan, maar die is zeker nog niet compleet. Die gegevens zouden binnen twee jaar echter wel moeten kunnen worden verzameld. Daarna begint natuurlijk het echte werk, met het invullen van gegevens en het uitvoeren van analyses. Als er een complete database is, lukt het misschien om antwoorden te vinden op de vraag waarom de ene gemeente veel meer last heeft van bijvoorbeeld de eikenprocessierups dan de andere, of waarom sommige boomziektes zich met name voordoen in specifieke gebieden. Door omstandigheden, maar ook snoeibestekken en andere beleidsbeslissingen met elkaar te vergelijken, zou er extra inzicht kunnen ontstaan in de manier waarop we om moeten gaan met bomen.”
Snoeien in de winter
Heindijk benadrukt dat hij zelf geen specialist is in groenbeheer, maar hij heeft desondanks toch wel vragen bij de manier waarop zaken momenteel worden aangepakt. “De redenen om onderhoud op een specifieke manier in te plannen zijn in mijn ogen niet altijd de beste. Zo vroeg ik bijvoorbeeld eens aan een beheerder waarom zijn ploegen in de winter bomen moesten snoeien en kreeg ik het antwoord, dat ze in die periode verder niet zo veel te doen hadden en snoeien dan dus mooi kon. Dat zal qua planning wel handig zijn, maar ik vraag me dan echt af of het wel nut heeft.”
Zelf pleit Heindijk ervoor om bij natuur-, bos- en bomenbeheer de input van alle betrokkenen te gebruiken voor de planning van werkzaamheden. “Met name in stedelijk gebied willen beheerders nog wel eens vergeten dat bewoners van een wijk of straat een emotionele binding hebben met bomen. Die vinden het niet prettig als van de een op de andere dag hun straatbeeld verandert omdat bomen worden verwijderd. Dat is dus een goede reden om dergelijke zaken goed te communiceren. Die communicatie is bovendien ook bij minder ingrijpende werkzaamheden heel nuttig. Wanneer een beheerder aan de buurtbewoners heeft uitgelegd waarom er op een specifiek moment gesnoeid moet worden, dan willen mensen daar best wel rekening mee houden en bijvoorbeeld hun auto´s een dagje op een andere plek zetten, als dat handiger is.”
Absolute minimum
Betere communicatie over en betere planning van groenbeheer, een cultuurhistorisch bomenarchief, het kan allemaal als de eerste stap eenmaal is genomen: het op de kaart zetten van alle bomen in Nederland.
“Het absolute minimum is wat mij betreft dat de BGT in ieder geval de locaties van alle bomen zal gaan bevatten. Het liefst compleet met de kronen, maar als dat niet meteen lukt, dan moet het maar zoals het kan. Als er eenmaal een dergelijk BGT-bestand is, kunnen we dat gebruiken voor de aanvullende zaken, zoals het creëren van aanvullende databases met informatie over de bomen. De eerste stap is echter het toevoegen van bomen en ik wil alle betrokken partijen dan ook oproepen om te helpen deze stap mogelijk te maken. Bomen horen op de kaart.”